Vernield tin uit de stadsgracht
Wie vindt dat de maatschappij vandaag de dag gebukt gaat onder regeltjes en voorschriften, zal misschien verbaasd opkijken als hij hoort dat het vroeger niet heel anders was. De middeleeuwse samenleving kende bijvoorbeeld een woud aan verboden en voorschriften, die ook nog eens verschilden van stad tot stad en van gewest tot gewest. Het geldwezen was ongelooflijk ingewikkeld, en dat gold ook voor de regels die werden opgesteld door de gilden, de beroepsorganisaties van ambachtslieden. Die letten heel zorgvuldig op de kwaliteit van de producten die de leden maakten. Ze letten ook goed op de handhaving van hun beschermde positie binnen de stad.
Met die regelgeving kwamen de archeologen van Archeologie Delft in aanraking, toen in 2010 twaalf tinnen voorwerpen uit de vulling van de middeleeuwse stadsgracht naar boven kwamen: acht kannen en vier borden. Ze waren niet ver van de vroegere Waterslootsepoort tegelijkertijd in het water terechtgekomen. Aan hun vorm te oordelen gebeurde dat aan het eind van de 16de eeuw. Dat iemand tinnen serviesgoed – geen goedkope waar – in de gracht gooit, is al opvallend, maar er was nog veel méér op te merken. De kannen en de borden zijn volkomen identiek, ze zijn nooit gebruikt, en ze zijn met bruut geweld vernield. Er is op ingehakt en -gestoken alsof er niets van over mocht blijven. Waarom?
De archeologen dachten eerst aan de kwaliteitseisen die de gilden stelden aan de producten van hun leden. Had een lid van het Sint-Eloygilde, het gilde van metaalbewerkers, teveel lood door zijn tin gemengd? Het is bekend dat tin van inferieure kwaliteit vernietigd moest worden. Maar toen het vernielde tin op verzoek van de nieuwsgierige archeologen werd geanalyseerd, bleek dat het loodgehalte ruim binnen de voorgeschreven marge van 15% viel. Prima tin, met andere woorden. Dus wat was er aan de hand?
De oplossing lijkt te zitten in één van de merkjes die in de kannen en borden zijn geslagen. Daarop is de beroemde Haagse ooievaar te zien. En daar zit de pijn: handelaars van buiten Delft mochten geen nieuw tin verkopen in de stad. Het gilde had dat bedongen, en er werd nauwlettend op toegezien. Dit tin is gloednieuw, en alles bij elkaar genomen lijkt zich eind 16de eeuw een klein drama op de Delftse markt te hebben afgespeeld. Het vereist niet veel fantasie om voor ons te zien hoe woedende Delftse gildeleden en marktmeesters de verboden Haagsche waar ontdekken, kapotslaan en doorboren, en in de gracht gooien bij dezelfde poort waardoor de ongelukkige tinhandelaar hardhandig uitgeleide wordt gedaan.