Spoorzone

De westgrens van de middeleeuwse stad

Bij het uitgraven van de noordelijke inrit van de westelijke treintunnel, daar waar ooit het noordwestelijk bolwerk van de stad heeft gelegen, is vorig jaar een bijzondere vondst gedaan. Het betreft  een noodmunt van 1577 uit die andere Oranjestad: Breda. Langs de rand van het tinnen muntstuk is in het Latijn Necessitatis · ergo · 1577 geslagen, dat kan worden vertaald als Noodshalve 1577. In het midden wordt met Bredae verwezen naar de stad van herkomst. De munt had destijds een waarde van drie stuivers. Navraag bij numismatische en museale collecties leert ons dat deze waarde nu vele malen hoger zal liggen, aangezien er tot op heden maar drie andere tinnen drie-stuiverstukken bekend zijn.

Dit type noodmunt maakt onderdeel uit van een emissiereeks van vijf en is destijds in opdracht van het Magistraat van de stad Breda geslagen om aan de betalingsverplichtingen van muitende Duitse huursoldaten van het Spaanse leger te voldoen. Omdat de stad door het Staatse leger was omsingeld moesten kerken, tinnengieters en burgers hun zilverwerk en tin inleveren om noodmunten te laten slaan, zodat de lokale geldeconomie op gang kon worden gehouden. In totaal zouden er tussen de vijf- en zesduizend gulden aan zilveren één en twee guldenstukken zijn geslagen en nog zo’n vijfduizend gulden aan tinnen drie- en vier stuiverstukken. Om valsmunterij tegen te gaan waren de noodmunten even zwaar als de officiële munten. Na het vertrek van de muitende soldaten viel de stad weer in Staatse handen en wisselde het stadsbestuur de noodmunten weer zo gauw mogelijk in om ze om te laten smelten.

Het is des te opmerkelijker dat we deze noodmunt in de Delftse bodem hebben aangetroffen. Misschien is de munt wel meegenomen door een soldaat die na het beleg van Breda terugtrok naar Delft waar op dat moment Willem van Oranje resideerde. Of was de munt in het bezit van een migrant of handelaar die vanuit de Zuidelijke Nederlanden naar Holland trok? Zo staat in de stadsrekening 1577/1578 een post over kosten die gemaakt werden aan een man in Breda, die bij het gerecht moest bewerken dat Delft daar als vanouds zijn bier mocht afzetten