Romeins Delfland

Op zoek naar Cananefatenland

Spirituele veeboeren aan de Woudselaan

Rond het begin van de jaartelling was de omgeving van het huidige Delft `woest en ledig’. Door een ruig begroeid landschap stroomden brede kreken met brak water, waar zeearenden en pelikanen boven zweefden. Mensen woonden hier niet, of op een zo eenvoudig niveau dat niets van hun aanwezigheid getuigt. Dat werd anders in de loop van de eerste eeuw na Christus, toen hier boeren binnentrokken en de hoogste, droogste delen van het  maagdelijke terrein uitzochten om hun boerderijen op te bouwen. Zo’n pioniersgezin vestigde zich rond het jaar 70 op de plek waar nu de Woudselaan in de gemeente Midden-Delfland loopt. We weten niet waar deze mensen vandaan kwamen, en ook niet, waar zo’n anderhalve eeuw later hun nakomelingen naartoe trokken, toen ze de streek verlieten. Door onderzoek van Archeologie Delft weten we wel veel van het leven dat deze boeren hier leidden, in deze uithoek van het Romeinse rijk.

 

De natuur bepaalt de woonplaats

Die hoogste en droogste plekken waren de oeverwallen van kreken die tegenwoordig samen als `het Gantelsysteem’ worden genoemd. Die kreken waren eeuwen eerder vanuit zee het land binnengekolkt, maar waren in het begin van de jaartelling grotendeels verland. De oeverwallen erlangs bestonden uit zandige klei die in de loop der eeuwen door de kreken was afgezet. De grond was droog en vruchtbaar; er groeiden eikenbossen op. Tussen de kreken in lagen natte kleigronden waar essen en wilgen groeiden, net als in de vullingen van de vroegere kreken zelf. Elzenbroekbos overheerste de nog nattere veenmoerassen ten westen van het woongebied. Alleen de oeverwallen leenden zich voor het bouwen van huizen en het aanleggen van akkers.

 

 

Traditionele boerenwoning

De mensen die aan de Woudselaan kwamen wonen, bouwden hun huis volgens een eeuwenoude traditie. Een skelet van houten palen werd voorzien van wanden van vlechtwerk dat met klei water- en winddicht werd gemaakt en een rieten dak. Alle benodigde bouwmaterialen waren volop in de omgeving te krijgen. De boerderij  was onderverdeeld in een woon- en een stalgedeelte; daar waren koeien en/of schapen ondergebracht. Naast het huis stond een bijgebouw dat waarschijnlijk als graanopslagplaats diende. Op het hoogste deel van de oeverwal werden traditionele gewassen als gerst, emmertarwe en duivenbonen verbouwd.

Zo’n houten boerderij ging ongeveer een generatie lang mee; dan waren de palen van het skelet verrot en hielpen reparaties aan dak en wanden niet meer. De boeren gebruikte ook niet het beste hout: de eiken op de oeverwallen waren al vroeg gekapt, en men was aangewezen op minder stevige essen. Begin tweede eeuw is de boerderij verlaten en is een nieuwe weer opgebouwd, iets hoger op de oeverwal. Ook die werd na verloop van tijd opgegeven. De bewoners of hun nazaten verdwijnen dan uit het archeologisch beeld, om er na het jaar 150 weer in terug te keren. Ze bleven in hetzelfde soort huizen wonen, al veranderden de indeling, de oriëntatie en bepaalde functies van generatie tot generatie.

 

Rome grijpt in

In het jaar 120 bezocht Hadrianus, keizer van het Romeinse rijk, deze streken in hoogsteigen persoon. In de nasleep van zijn bezoek veranderde er veel in de grensprovincie. Er werden wegen aangelegd, bij Voorburg werd de groei van een kleine marktstad gestimuleerd en op het platteland was sprake van nieuwe indelingen van de grondpercelen. Die werden met Romeinse maatvoering onderverdeeld in door sloten  omgeven rechthoekige percelen. Het platteland, dat altijd was ingedeeld langs `natuurlijke’ lijnen, kreeg nu een rechtlijnig karakter. Waarschijnlijk was dit bedoeld om de productie van het platteland te verhogen en zo meer belasting (in natura) te kunnen innen. In de jaren die volgen, gaan de boeren ook steeds meer Romeinse producten gebruiken, zoals het massaal gemaakte gedraaide aardewerk. De zelfgebakken potten en schalen raken uit de mode. Er komt geld in omloop, en er worden gewassen verbouwd die daarvoor onbekend waren, zoals koriander. Echte Romeinen worden de boeren niet, maar ze worden wel Romeinser. De archeologen vonden al deze veranderingen terug in de bodem.

 

 

De bovenwereld van de boer

De archeologen werd ook een kijkje gegund in de spirituele wereld van de bewoners van Midden-Delfland, al blijven de gedachten en gevoelens achter allerlei handelingen voor altijd verborgen. Maar de boeren hebben zeker iets bedoeld met en gevoeld bij het begraven in greppels en kuilen van een lam zonder hoofd, en kat met twee biggen, een hond met 79 weefgewichten of een jonge man die, afwijkend van het heersende gebruik om doden te cremeren, in de hoek van een erf. Ze moeten gezien worden als even zoveel offers aan (voor ons) onbekende hogere machten. De aard en betekenis van het offer verschilde van geval tot geval.

Tussen 120 en 150 na Christus is op het terrein waar eerst de boerderijen stonden, een grote vierkante greppel gegraven waarvan wordt verondersteld dat het een soort openluchtheiligdom was. Allerlei vondsten in de greppel en op het terrein wijzen op het brengen van offers, al was dat vaak in een heel subtiele vorm. Het is niet vaak dat een stukje Romeins platteland over zoveel jaren gevolgd kan worden in zoveel aspecten.

 

Vertrek voorgoed

Bijna anderhalve eeuw hebben de boeren een dynamisch en redelijk welvarend bestaan geleid aan de Woudselaan. De eerste vijftig jaar leefden ze nog heel traditioneel, na het jaar 120 kreeg de Romeinse cultuur duidelijk meer greep op deze plattelandssamenleving. De boeren akkerden door en hielden hun koeien, schapen, varkens en paarden tot ongeveer 200. Toen zijn ze vertrokken met onbekende bestemming. Misschien zijn ze iets verderop gaan wonen, misschien ver weggetrokken, misschien is de laatste familie hier uitgestorven. In diezelfde tijd worden wel meer nederzettingen in Zuid-Holland voorgoed verlaten, al blijven op andere plaatsen nog tientallen jaren lang mensen wonen. De archeologen zullen Midden-Delfland met zijn vele informatie over het inheemse leven in de Romeinse tijd nog lang aandachtig volgen.

 

Lees voor meer informatie over deze opgraving het Delftse Archeologische Rapport 107: Met rituelen omsloten. Opgraving van een inheems-Romeinse nederzetting langs de Woudselaan in de Harnaschpolder, gemeente Midden-Delfland.