Wortels van Delft

Het begin van de stad

Bij het archeologische onderzoek op de Markt zijn acht begravingen opgegraven. Het waren de graven van twee oude mannen, twee jonge mannen, twee kinderen en twee baby’s.
Het onderzoek naar de skeletten heeft veel details opgeleverd over het leven in de 15e en 16e eeuw: een zwaar leven zo blijkt.

Een animatie van het stap voor stap vrijleggen van het graf van een baby.

Van de baby’s was één al voor of tijdens de geboorte overleden, mogelijk als gevolg van ziekte of ernstige ondervoeding van de moeder. Opmerkelijk is, dat het kindje toch is begraven in een kleine kist. Doodgeboren kinderen werden, omdat ze niet waren gedoopt, meestal niet officieel begraven. Dat dit hier wel is gebeurd zegt wat over de emotionele band die de ouders met het ongeboren kindje moeten hebben gehad. De tweede baby is vijf maanden oud geworden. Het is gestorven als gevolg van een zware infectie, mogelijk hersenvliesontsteking. Ook dit kindje was netjes in een kleine kist begraven.
De twee kinderen zijn acht en tien jaar oud geworden. Het is aan de skeletten van de kinderen, evenals bij de baby’s niet te zien of het jongens of meisjes waren. Het tienjarige kind leed in zijn eerste jaren tot twee maal toe aan ernstige ondervoeding. Hij had echter ook last van cariës als gevolg van het eten van gesuikerd voedsel en geen gebitsverzorging. In de middeleeuwen was honing de enige bekende zoetstof en zoetigheden waren een zekere luxe. Het kind moet dus goede en slechte tijden hebben gekend. Ook het achtjarige kind heeft aan ondervoeding geleden. Daarnaast heeft hij of zij een forse klap tegen het been gekregen (maar niet gebroken), misschien als gevolg van een ongelukje.
De twee mannen zijn beide rond hun twintigste overleden. Eén van de mannen heeft een ernstig ongeluk gehad waarbij zijn scheenbeen en spaakbeen zijn gebroken. Misschien is hij aangereden door zwaarbeladen kar. Het bot is hierna niet gezet en scheef terug gegroeid waardoor de man mank is geworden. Maar enkele weken later, nog voordat de breuk volledig kon helen, is de man overleden, mogelijk door de infectie van een bij het ongeluk opgelopen wond.
 


De beide ‘oude’ mannen zijn rond de zestig geworden. Beide mannen hadden een sterk versleten rug (DISH, hernia), waardoor ze krom liepen. Zonder de pijnstillende middelen zoals we ze nu hebben zullen ze hier veel pijn aan hebben gehad. Eén van de mannen had daarnaast ook een versleten heupkom en een ontstoken schouder, beide ook als gevolg van overbelasting door zwaar werk. En daarbij had hij een door (ouderdoms) botbroosheid gebroken bovenarm. De breuk was niet gezet en bij het overlijden van de man nog niet genezen. Bij de andere man moet behalve zijn rug ook zijn gebit hem pijn hebben bezorgd. Tijdens zijn leven had hij al 12 tanden verloren en wat er aan tanden over was, was sterk aangetast door cariës, tandvleesontsteking en tandwortelontstekingen. De man had bij leven blijkbaar wel het geld om af toe eens lekker te snoepen.

De mannen waren respectievelijk 1,77, 1,80, 1,77 en 1,72 m lang . Vergeleken met de huidige gemiddelde lengte van mannen, 1,80 m, waren ze voor de middeleeuwen beslist niet klein.
Het leven van deze acht delftenaren uit de 15e en 16e eeuw was zeker zwaar. Het ontbreken van voldoende voedsel, medische zorg (en vooral medische kennis) en technische hulpmiddelen bij zwaar werk maakten dat ziekten, ongelukken en slijtage van het lichaam tot een pijnlijk leven en een voortijdige dood konden leiden.