Wortels van Delft

Het begin van de stad

Stadsgebied Kapelsbrug

In 2012 en 2013 is de Kapelsbrug, de brug die de Zuidwal met de Kethelstraat verbindt over de Oude Delft, vernieuwd en het hele gebied zowel ondergronds als bovengronds heringericht. De werkzaamheden boden de archeologen van Archeologie Delft de mogelijkheid om onderzoek te doen naar de geschiedenis van dit belangrijke verkeersknooppunt in de stad.

Delft groeide in de middeleeuwen stukje bij beetje en in het jaar 1355 werd het stadsgebied uitgebreid met het deel rond de Kapelsbrug. Door deze uitbreiding werd het nodig om nieuwe verdedigingswerken rond de stad aan te leggen.

De Rotterdamse weg en de Hooikade waren al sinds het ontstaan van de stad belangrijke uitvalswegen richting Rotterdam en Schiedam. De nieuwe verdedigingswerken moesten dus een vijandelijk leger buiten de deur kunnen houden maar geen belemmering vormen voor het verkeer over land en over het water. Bij het archeologisch onderzoek zijn de resten aan het licht gekomen van twee stadspoorten en de oudste Kapelsbrug die kort na het jaar 1355 moeten zijn gebouwd.

 

 

Belangrijke schakel

De twee stadspoorten, de Rotterdamse poort met een ophaalbrug naar de Rotterdamseweg en de Schiedamsepoort met een ophaalbrug naar de Hooikade, werden aan de stadskant verbonden door de Kapelsbrug. De brug was dus een belangrijke schakel voor het verkeer; het landverkeer over de brug en het scheepvaartverkeer dat onder de brug door de Oude Delft op kon varen. Bijzonder was dat de brug van was gemaakt van baksteen en natuursteen. De meeste bruggen waren in deze periode nog van hout, evenals de meeste huizen in de stad. De brug was net zo zwaar gebouwd als de stadspoorten, wat duidelijk maakt dat de brug echt onderdeel uitmaakte van de stadsverdedigingswerken.

Enkele jaren na de bouw van de brug en de stadspoorten, viel de stad in ongenade bij de graaf van Holland. Een politieke strafmaatregel volgde: Delft moest al haar stadspoorten afbreken, ook de Rotterdamse poort en de Schiedamse poort, maar de brug bleef staan. Ook lieten de Delftenaren de funderingen en de kelders van de stadspoorten zitten, waardoor we ze nu hebben kunnen onderzoeken.

Nadat Delft het aan het einde van de 14e eeuw had bijgelegd met de graaf werden er een nieuwe Rotterdamse poort en een nieuwe Schiedamse poort gebouwd. De nieuwe poorten werden bovenop de funderingen van de kelders van de oude poorten gezet. Ook de brug werd weer opgenomen in de stadsverdediging. Op de oudste afbeelding van de brug is te zien dat hij werd voorzien van een weermuur en een torentje. Ongetwijfeld konden de doorgangen onder de brug worden afgesloten zodat de vijand niet zomaar de stad in kon varen.

 

Buiten gebruik

In de 17e eeuw verloren de brug en de stadspoorten hun belangrijkste verdedigende functie door de aanleg van bolwerken rondom de stad. Tegen de poorten en de brug werden verschillende huizen aangebouwd. De Schiedamse poort werd gedeeltelijk afgebroken en het bruggenhoofd diende als aanlegsteiger voor de veerboten naar Rotterdam en Schiedam.

In de 19e eeuw breidde de stad zich steeds verder uit en daarmee nam ook het verkeer over het land en over het water toe. De oude ophaalbruggen over de Schie konden het verkeer niet meer aan, en in de 30'er jaren van de 19e eeuw werden de eeuwenoude Kapelsbrug en de twee stadspoorten afgebroken om plaats te maken voor een verkeersplein met een nieuwe Kapelsbrug en een nieuwe brug over de Schie. Aan het begin van de 60' er jaren van de 20e eeuw werd de brug nogmaals vernieuwd. En nu wordt de vierde Kapelsbrug in gebruik genomen, omdat de brug ook in de komende eeuwen een belangrijke verkeersroute voor de stad zal blijven.