Het korte bestaan van een groot klooster

In en om Delft hebben in de Middeleeuwen verschillende mannen- en vrouwenkloosters gestaan. Een van de grootste was het Sint Ursulaklooster, dat werd bewoond door zusters van `de derde orde der Franciscanessen’. Deze kloosterorde leefde naar de regels van Sint-Franciscus van Assisi, die armoede en hulp aan de medemens predikte. Hun klooster werd gebouwd bij de Zuidpoort, aan het einde van de Oude Delft. De kapel is ingewijd in 1454 en het klooster zelf zal niet lang daarvoor of daarna in gebruik zijn genomen. Het was een tijd waarin veel kloosters werden opgericht, maar ook waarin steeds meer mensen anders tegen het traditionele geloof gingen aankijken. Begin zestiende eeuw begonnen de heerste hervormers met hun activiteiten, een halve eeuw later waren de Nederlanden in de greep van het nieuwe geloof en vóór 1600 waren alle Nederlandse  kloosters door de overheid onteigend. Al een paar jaar daarvoor was men al begonnen het in 1773 opgeheven Sint-Ursulaklooster met slopershamers te bewerken, en niet lang daarna was het terrein onherkenbaar veranderd en woonden er Vlaamse immigranten in een nieuwe woonwijk.

 

 

Fundament op fundament

In 2005 werd het terrein waar het klooster en de zeventiende-eeuwse nieuwbouwwijk hadden gestaan, bouwrijp gemaakt voor nieuwe huizen. Daaraan voorafgaand groeven archeologen de resten van de vroegere bebouwing op. Van het klooster werden de zware funderingen opgegraven, een beerkelder en een paar beerputten en waterputten. Daarin lagen voorwerpen die herinneren aan het religieuze karakter van het gebouw: een houten Christusbeeld en een beeld van een vrouwelijke heilige van hetzelfde materiaal. Het is niet te zeggen of deze beelden nog tijdens het verblijf van de zusters, of na hun vertrek in de put zijn gegooid.

Het `straatbeeld’ van de Vlaamse woonwijk, die vanaf 1605 op deze plek was opgetrokken, werd tijdens de opgravingen goed zichtbaar in de vorm van vloeren, funderingen en putten. Kantklosjes en spintollen getuigen van een tijd waarin veel mensen werk vonden in de huisindustrie en in opdracht eenvoudig werk verrichten voor een textielfabrikant. Een echte fabriek was de plateelbakkerij ‘t Hart, die hier tussen 1678 en 1782 aardewerk produceerde. Op een raster van houten balken was de fundering van een pottenbakkersoven van bijna 30 m² opgebouwd, wat een indruk geeft van de capaciteit van de pottenbakkerij. Hij moest na de bloeitijd van het `Delfts Blauw’ de productie staken, zoals de meeste van de vele Delftse aardewerkcentra.  Vandaag de dag ligt hier een appartementencomplex en winkels van winkelgebied Zuidpoort.