Romeins Delfland

Op zoek naar Cananefatenland

Weefgewichten en een dode hond

Een van de merkwaardigste, maar ook leerzaamste vondsten van de inheems-Romeinse nederzetting aan de Woudseweg was een kuil waarin 79 weefgewichten van aardewerk  zaten. Die waren er vast niet zomaar in gegooid; zo’n massa voorwerpen van hetzelfde soort wordt zelden bij elkaar gevonden, en er lag ook nog het skelet van een jonge hond tussen de weefgewichten in. Wat de betekenis is geweest van deze depositie, moeten we naar raden. Is het een restant van een bepaald ritueel of is het `gewoon’ afval? In ieder geval zijn de archeologen de vroegere eigenaars erkentelijk, want de weefgewichten geven door hun grote aantal enige informatie over de manier waarop ze werden gebruikt.

Weefgewichten zijn het enige restant van een soort huisvlijt die in iedere nederzetting zal zijn uitgeoefend: het weven van wollen en linnen stoffen. Ze waren gemaakt van zacht gebakken klei, waren op een paar plaatsen doorboord om de scheringdraden aan te bevestigen en waren van verschillende vorm, afmeting en gewicht. Meer dan de helft van de weefgewichten had een kegelvorm en woog tussen de 185 en 285 gram; ruim een derde had een trapeziumvorm en was ongeveer even zwaar; een paar hadden de vorm van een driehoek en waren een stuk zwaarder, tussen de 260 en 400 gram. Ongetwijfeld hebben de wevers een systeem gehad waarbij gewichten van verschillende maten en gewichten werden gecombineerd om bepaalde weefsels mee te maken. Omdat er geen aanwijzingen zijn voor de verbouw van vlas in de nederzetting of voor het houden van grote aantallen schapen, zullen de ruwe materialen of de gesponnen draden wel zijn aangevoerd van elders.