Wortels van Delft

Het begin van de stad

Een bijzonder muntschatje uit de hof van Delft

De eerste jaren van de stad Delft zijn niet op schrift overgeleverd. Het was een tijd waarin alleen af en toe een gebeurtenis, een afspraak of een verklaring in een document terecht kwam, en van die documenten is maar heel weinig over. Vandaar dat archeologen die begintijd uit kleine stukjes informatie moeten samenstellen. Eén zo’n stukje bestaat uit een groepje van zeven zilveren muntjes uit de elfde eeuw, in 2001 gevonden op een terrein waarvan wordt aangenomen dat het ooit het plaatselijk hoofdkwartier van de graven van Holland was. Eigenlijk werd Holland nog niet zo genoemd, en het was een samenraapsel van heel verschillende streken, waarvan een groot deel nog uit veenmoeras bestond. De mannen die er de baas waren of speelden, hadden zeker geen absolute macht, en ze waren in naam afhankelijk van de Duitse keizer en diens trouwste vazal in `Nederland’, de bisschop van Utrecht. Maar dat zou niet voor altijd duren.

Dit zijn penningen, zilveren muntjes van amper één gram gewicht, die zijn geslagen onder de Duitse keizers Hendrik II en Hendrik III. Zij regeerden van 1002 tot 1014 en van 1046 en 1056. Het was een tijd waarin de `graven van Holland’ zich onafhankelijk van de keizer begonnen op te stellen. Graaf Dirk III durfde het zelfs tegen de keizer op te nemen en versloeg diens leger in de beroemde Slag bij Vlaardingen in 1018. Waarschijnlijk zal hij het ook zijn geweest, die de Hendrik II-munten heeft laten slaan, en wel in Delft zelf. De munten zijn ongebruikt, wat heel zelden voorkomt en erop wijst dat ze ter plaatse geslagen zijn. Graaf Dirk mocht overigens helemaal geen munten slaan in de naam van de keizer, maar dat zal hem maar matig hebben geïnteresseerd. Muntslag leverde nu eenmaal inkomsten op. Ook Dirks opvolgers trokken zich niet veel aan van het keizerlijk gezag, en zo groeiden ze uit tot kleine vorsten in dit natte gewest.