Spoorzone

De westgrens van de middeleeuwse stad

 Wat de spoordijk voor ons bewaarde

Het nieuwe stadskantoor van Delft is het eerste stadhuis dat buiten de oude middeleeuwse kern van Delft ligt. Dat wil zeggen: nét erbuiten, want het stadskantoor ligt voor een groot deel op het tracé van de vroegere spoordijk, en die was in de 19de eeuw precies buiten de toen nog bestaande stadsgracht aangelegd. Het stadskantoor (en het nieuwe NS-station Delft daaronder) ligt dan ook op de grens van de oude stad en het platteland dat zich tot diep in de 19de eeuw daarbuiten uitstrekte. Aan de aanleg van het stadskantoor gingen opgravingen door Archeologie Delft vooraf. Bij eerder onderzoek in 2012 was gebleken dat de bodem onder het nieuwe stadskantoor helemaal was vergraven, waardoor er niets meer van archeologische betekenis te vinden was. Bij de tweede fase, in 2015, was dat anders. De oude spoordijk was bovenop de bodemsporen aangelegd, die daardoor uitstekend bewaard waren gebleven.

 

Zone buiten de stadsmuur

Tot ver na de Middeleeuwen was de stad heel duidelijk afgebakend door haar omwalling en haar gracht. Daarbuiten strekte zich het platteland uit. Natuurlijk was dat niet ongebruikt of onbewoond, en geleidelijk gingen er steeds meer mensen werken en wonen buiten de grachten. Van dat wonen zijn sporen gevonden in de vorm van funderingen, muren, putten, kuilen en sloten die horen bij huizen uit de 15de tot en met de 19de eeuw. Het werken wordt geïllustreerd door de vondst van koeienschedels en stukken leer, wat wijst op een leerlooierij in de 16de of 17de eeuw. Vanwege de onaangename lucht die bij het looiproces vrijkwam, werden zulke ambachten bij voorkeur buiten de stad uitgeoefend. Er was ook veel water voor nodig en dat was in het nogal natte land om de stad ruimschoots aanwezig. Water werd ook gebruikt bij de linnenindustrie. Vlak buiten de stadsgrens lagen bleekvelden waar pasgeweven linnen werd gereinigd en door de zon gebleekt. De vele sloten en goten waarvan de sporen zijn gevonden, kunnen het schone water hebben geleverd waaraan de blekers behoefte hadden. Waar leerlooiers en blekers het vele vuile water lieten dat ze produceerden bij hun werk, weten we niet – waarschijnlijk in de stadsgracht.