Wie rondom Delft de fraaie bakstenen boerderijen uit de zeventiende eeuw bekijkt, kan zich vaak niet voorstellen dat op veel van deze plekken zo’n 900 jaar geleden de eerste boeren er in houten gebouwen woonden. Door vervanging door moderne gemetselde boerderijen met melkkelders, gierputten en mestgoten zijn veel sporen van de oudere gebouwen verdwenen, maar soms, door een gelukkig toeval, is er nog het een en ander bewaard gebleven.
Zo’n verrassing deed zich in 1997 voor toen op het bedrijventerrein Ruyven een boerderij werd gesloopt om plaats te maken voor een ontsluitingsweg. Deze oude boerderij had wel een melkkelder maar verder slechts ondiepe funderingen. De grond onder de boerderij was met een (beschermende) dikke laag klei opgehoogd. Na de sloop werd er een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.

 

Veenterp

Naast de stenen boerderij lag onder het erf een ophoging van plaggen die uit veen waren gestoken. Met dat materiaal had men het oorspronkelijke maaiveld tot een huisterp opgehoogd. Deze terp was meerdere keren opgehoogd en de uiteindelijke doorsnede bedroeg ongeveer 16x22 meter en de hoogte tenminste 135 centimeter. Blijkbaar had men dus last van het hoge grondwater van het oorspronkelijke maaiveld, elzenbroekveen. De top en de flanken van de veenterp zijn op een later tijdstip met vette klei afgedekt. Daaronder was een vochtige, zure omgeving ontstaan, die afgesloten was van zuurstof, zodat de organische resten die normaal vergaan, bewaard bleven!

 

Juweeltje

Onder de veenterp werden uitzonderlijk goed geconserveerde houten palen en vlechtwerk van de oudste bewoning aangetroffen (elfde eeuw). Deze was op het oorspronkelijke maaiveld begonnen, waarvoor men een plek in het dicht begroeide elzenboekbos heeft moeten open kappen. De gerooide bomen en takken dienden als bouwmaterialen voor de boerderij.
Het huis was ongeveer 17 x 11 meter. De staanders van het dak, stonden paarsgewijs 6 meter uit elkaar. Ze waren gemaakt van de gekapte elzenstammen. Sommige staanders hadden een doorsnede van 40 centimeter en alle onderkanten waren met een dissel van een botte punt voorzien. Dit moest voorkomen dat de ingegraven dakdragers in de slappe ondergrond zouden wegzakken. De afstand van de staanders tot de zijwanden bedroeg ongeveer 230 centimeter. In de lengterichting gezien had het gebouw daardoor een driebeukige indeling met een brede middenruimte en smallere zijbeuken waarboven het dak schuin liep.

 


Het huis was in de lengterichting in vijf volledige balkvakken van 3 meter breed verdeeld. De zijwanden van het huis bestonden uit vlechtwerk van dunne elzentakken waaromheen twijgen waren gevlochten die met klei waren aangesmeerd. Midden in de korte oostwand was een onderbreking van het vlechtwerk voor een deuropening. De lange zijwanden volgden een enigszins naar buiten gebogen lijn, waardoor het gebouw op een omgekeerde boot zal hebben geleken.
In het oostelijk deel van het huis was de vloer aangestampt met een laag schone klei. Hierop brandden twee haarden. Het vloerniveau in huis is een paar keer opgehoogd en van een nieuwe kleivloer voorzien. Van een scheidingswand tussen dit woongedeelte en een afgescheiden ruimte waarin het vee kon worden gestald, zijn geen sporen teruggevonden.

 

Ontbrekende schakel

Op de veenterp werd in het begin van de twaalfde eeuw opnieuw een gebouw neergezet, dat veel overeenkomsten vertoont met zijn voorganger. Het opvallende verschil is dat de wanden bestonden uit verticale planken van eikenhout die met messing-en-groefsysteem aan elkaar waren bevestigd. Van een dertiende-eeuwse opvolger van dit houten bouwsel en voorganger(s) van de gesloopte boerderij ontbrak helaas elk spoor. Dus ondanks dit gevonden juweeltje in het veen blijft er een gat bestaan in onze kennis van de overgang van deze houten boerderij naar de karakteristieke Delflandse boerderij met een voorhuis, melkkelder, opkamer en koeienstal…