Wortels van Delft

Het begin van de stad

Opgraving

Begin 2015 moesten voor de aanleg van een drain acht begravingen van het kerkhof van de Nieuwe Kerk worden opgegraven. Nu ruim een jaar later zijn alle specialistische onderzoeken uitgevoerd en kan een stuk geschiedenis van de Markt worden beschreven.

Een belangrijke vraag van het onderzoek was wanneer de begravenen waren overleden. Dat was geen makkelijke vraag om te beantwoorden. Uit historische bronnen is bekend dat rond 1320 voor het eerst op het kerkhof werd begraven en dat hier uiterlijk in 1827 mee werd gestopt. Vanaf dat moment werden de Delftenaren bijgezet op de begraafplaats in het Kalverbos.

 

Dateren

Voor het dateren van archeologische resten wordt doorgaans gebruik gemaakt van vondsten van aardewerkscherven en metaal (munten). Maar de graven bevatten geen vondsten waardoor het dateren anders aangepakt moest worden. Een betrouwbare dateringsmethode in de archeologie is dendrochronologisch onderzoek. Hierbij wordt gedateerd aan de hand van jaarringen. Iedere boom maakt jaarlijks een jaarring, in een goede zomer dikke ring en in een slechte zomer een dunne. Zo heeft iedere boom, en ieder stuk hout, een ‘streepjescode’ van dikke en dunne jaarringen die vergeleken kan worden met een bekende standaardreeks van jaaringdikten in de afgelopen eeuwen. Aan de hand van deze methode kon één van planken van het grafkistje van een kind worden gedateerd. De boom waarvan de grafkist was gemaakt moet na het jaar 1514 zijn gekapt. Doordat de buitenste jaarring  niet aan de plank zat, is de datum van het kappen van de boom niet exact te bepalen. Na het jaar 1514 moeten dus nog een onbekend aantal jaar worden opgeteld, zodat het kind in de loop van de 16e eeuw zal zijn begraven.

 

 

C14

Voor een betrouwbare dendrochronologische datering is een stuk hout nodig met veel  jaarringen. En dat bleek bij de andere kisten niet het geval. Om ook twee van de andere graven te kunnen dateren zijn van twee skeletten kleine stukjes bot (van een halve cm)  afgezaagd en naar een onderzoekslaboratorium in Engeland gestuurd. Zij hebben de botten gedateerd aan de hand van de C14-methode. Bij deze methode wordt gemeten hoeveel moleculen koolstof-14 (C14) en koolstof-13 (C13) in het bot aanwezig zijn. Bij ieder levend wezen zitten koolstof-14 moleculen in het bot. Na het overlijden veranderen de koolstof-14 moleculen in het bot heel langzaam in koolstof-13 moleculen. Door de verhouding tussen het aantal moleculen C13 en C14 kan worden bepaald hoe lang geleden een levend organisme is gestorven. Deze methode is heel betrouwbaar maar door de onnauwkeurigheid in het chemisch proces zijn de dateringen vaak ruim. Het resultaat van dit onderzoek: de man of vrouw van het eerste skelet is overleden tussen het jaar 1406 en het jaar 1455 en die van het tweede skelet tussen 1410 en 1465.

 

Opmerkelijk vroeg

De dateringen in de eerste helft van de 15e eeuw en de 16e eeuw zijn opmerkelijk vroeg. Deze graven zijn al een halve eeuw na de bouw van de Nieuwe Kerk in 1383 aangelegd. Na de bouw van een nieuwe kerk werden de mensen doorgaans eerst in de kerk en direct rond de kerk begraven, in ieder geval zo dicht mogelijk bij het altaar. Als het kerkhof direct rond de kerk vol lag werd het stukje bij beetje uitgebreid, steeds verder van de kerk af. De nu gedateerde graven lagen echter 20 m ten westen van het voorportaal van de kerk, terwijl de grens slechts 10 meter verder lag. Dit betekent dat het kerkhof al kort na de bouw van de kerk zijn grootste omvang had bereikt.