De vondst van het masker

Al weer meer dan 20 jaar geleden werd bij de aanleg van het tracé van de Crommelinlaan, nabij de Prinses Irenetunnel, een bodemsanering uitgevoerd. Nog voordat de Delftse archeologen van weleer de kans kregen om de greppels en kuilen uit de Romeinse tijd te documenteren, waren de archeologische sporen door clandestiene schatgravers met metaaldetectoren zodanig vernield, dat verdere documentatie van het archeologisch vlak zinloos was. 

Oplettende leden van de Oudheidkundige Werkgroep Delft wisten de meegenomen vondsten te achterhalen. Daarbij herkenden zij een aantal bijzondere scherven waarvan het belang door de schatgravers niet werd onderkend. Het ging om enkele beschilderde fragmenten van een levensgroot terracotta theatermasker. 
De scherven pasten aan elkaar en vormden samen de rechterhelft van het masker en een deel van het aangezicht. Het masker is vervaardigd van wit aardewerk, zogenaamde pijpaarde, en stelt het angstaanjagende gezicht van een man voor. Het oog, de gezichtsplooien, de mondhoek en het rechter oor zijn geaccentueerd met roodbruine verf. Boven en onder het oor en in het voorhoofd zijn ronde gaten aangebracht. De positie van het oog is gemarkeerd met een groot rond gat. De onderlinge verhoudingen tussen de gezichtskenmerken komen echter niet overeen met de menselijke maat van het gezicht.

 

Productie

Het masker is in Keulen in de 2e eeuw na Christus geproduceerd en kan worden toegekend aan de serie Alteburg. Een serie houdt in dat er bij het productieproces met mallen werd gewerkt. Hierdoor zijn er van hetzelfde type masker meerdere exemplaren bekend die er grotendeels hetzelfde uitzien. Vanuit Italië, het kerngebied van de Romeinen, verspreidde deze methode zich naar de noordelijke provincies. Hierdoor werd ook een groter en ander afzetgebied bereikt. Het zwaartepunt verschoof van Midden-Gallië (het huidige oostelijk Midden-Frankrijk) naar de Rijn-Moezelstreek, waar vanaf het einde van de 1e eeuw Keulen en Trier de voornaamste productiecentra waren. Van de in Nederland gevonden maskers was Keulen de belangrijkste leverancier. Keulen was ook de hoofdstad van Germania Inferior, de provincie waartoe ook de stad Forum Hadriani, het huidige Voorburg, behoorde.

 

 

De serie Alteburg is vernoemd naar een bekend masker dat in de 19e eeuw op de Altenburg in Keulen is gevonden. Deze serie maskers is ook de meest voorkomende in het noordwestelijke deel van het Romeinse Rijk. De vondst van het masker is een opmerkelijke en relatief zeldzame vondst voor deze regio. In heel Nederland zijn circa 50 gedeelten van maskers ontdekt, waarvan circa 10 fragmenten zijn gevonden bij opgravingen in Voorburg.

 

Functioneel masker?

De gezichtsmaskers zijn in Noordwest-Europa vooral aangetroffen in de nabijheid van woonhuizen. Soms worden ze ook gevonden bij badgebouwen, militaire barakken en tempels. Veelal dus in stedelijke of verstedelijkte en militaire context. De maskers ontlenen elementen aan de Grieks-Romeinse theatermaskers. De gevonden maskers in of nabij heiligdommen zullen meer het gewijde karakter van de maskers hebben benadrukt.
De toneelmaskers grijpen terug op de cultus van Dionysus of Bacchus. Toch lijken ze, vanwege de niet correcte verhoudingen in het gelaat en het onbuigzame, zware materiaal, niet echt geschikt om op het hoofd of voor het gezicht te dragen. De gaten langs de zijden zijn daarom hoogstwaarschijnlijk gebruikt om de maskers met touwen op te hangen langs wanden en gevels van woonhuizen, of te spannen tussen de zuilen van binnentuinen. De (ooit) levendig beschilderde maskers hadden enerzijds een decoratief doel, anderzijds hadden ze mogelijk een kwaad afwerende functie, zoals het afschrikwekkende exemplaar uit de Alteburg serie dat in Delft is gevonden.

 

Decoratief element

Dit masker is net zoals de meeste andere maskers vermoedelijk te interpreteren als een decoratief element van het woonhuis of zijn directe omgeving. Hoewel we de precieze vondstomstandigheden niet weten, is wel duidelijk dat het masker niet in een verstedelijkte of militaire context is aangetroffen. onderzoek ter hoogte van de vindplaats aan de Crommelinlaan heeft het karakter van een inheems-Romeinse nederzetting, zoals er meerdere in en in de directe omving van Delft aan het einde van de 1e eeuw tot aan het begin van de 3e eeuw waren gelegen. De bewoners van deze nederzettingen waren van origine traditionele, op zichzelf gerichte boeren. Vanaf omstreeks 150 na Chr. zien we op deze nederzettingen een verandering in hun blik naar de buitenwereld. Zo is er bijvoorbeeld sprake van een toename in het aantal geïmporteerde producten, zoals bronzen vaatwerk, kledingaccesoires en luxe tafelwaar. Maar ook het dieet krijgt een nieuwe impuls uit de typisch Romeinse keuken met kruiden en gewassen als koriander, biet en dille. Deze waren en gewassen zullen op de markt van Forum Hadriani, een marktplaats die rond 150 na Chr. ook stadsrechten kreeg, zijn verkregen. De bewoners van het platteland zullen tijdens hun bezoek aan de stad ook in aanraking zijn gekomen met Romeinse gezichtsmaskers aan de muren van de stenen gebouwen. Het feit dat een dergelijk Romeins masker is aangetroffen op een landelijke nederzetting, is een voorbeeld van hoe een 'typisch Romeins' product wordt opgenomen in het bestaande inheemse leven. Zo zal de bezitter van het masker zich ook onderdeel van of aangetrokken hebben gevoeld tot de Romeinse cultuur.

Enigszins vergelijkbaar is hoe wij tegenwoordig onze muren versieren met exotische maskers uit bijvoorbeeld Afrika of Azië. Aan het oorspronkelijke gebruik van deze maskers tijdens festiviteiten, rituele dansen of het theater, wordt door ons een nieuwe invulling gegeven. Waarbij de één zich wellicht vereenzelvigd met een bepaalde cultuur en de ander het juist enkel als decoratief element ziet.